2 SEPTEMBER 1927
629
'De heer Ir. Mink schrijft in zijn rapport wel over de
verschillen in grootte in de diverse plaatsen, geeft een weten
schappelijke beschouwing daarover en spreekt zelfs van Di
recteuren, die deze stallen tot een minimum willen beperken,
maar dat dit minimum zoo klein zou moeten zijn, dat het
wordt gereduceerd tot nul, dat kan ik nergens in zijn rapport
lezen.
Wel zonderling is de redeneering van het College van
Burgemeester en Wethouders waar het komt tot het navolgende
„In verband met de aanwezigheid in de onmiddellijke
„nabijheid van de stallen der Maatschappij tot Exploitatie
„van Veestallen, zijn geen stallen voor groot vee en paarden
„in het plan opgenomen".
Maar ik vraag mij af, wat hebben wij met deze particuliere
inrichting te maken Al lagen er een 20 stallen om het
abattoir niets en nog eens niets. Het ligt niet aan mij,
dat wanneer ik dat zoo lees, onwillekeurig het voor mij
verklaarbaarder wordt, hoe dat die Maatschappij er toe is
gekomen om deze kostbare stallen te gaan bouwen bij een
Veemarkt, die nog moest worden opgericht, iets wat tot
dusver elk insider als ten eenenmale onverklaarbaar voorkwam.
Is het wonder, dat bovendien uit een en ander conclusies
worden getrokken omtrent afspraken, voorspiegelingen of
anderszins, ook al zouden deze conclusies ten eenenmale onjuist
en ongegrond wezen Ik wil het hier wel zeggen, dat over
het weglaten der veestallen in de kringen der betrokkenen
groote ontstemming heerscht, het moge dan zijn, dat zulks
niet zoo naar buiten tot uiting komt, hetwelk ook al zijn
reden kan hebben.
Gaat het aan, vraag ik mij af, hen, die van het slachthuis
een gedwongen gebruik zullen moeten maken, daarnaast nog
vrijwel te noodzaken hun slachtvee in die particuliere stallen
onder te brengen, waar tarieven kunnen worden vastgesteld
naar willekeur, waarover niemand de minste controle of
zeggingsschap heeft, waar de betrokkenen kunnen worden
geslacht alvorens zelf tot slachten over te gaan Laat ik het