2 SEPTEMBER 1927 651 Vervolgens verklaart Spr., het denkbeeld van den heer Haaiman, om alles naar evenredigheid '/3 kleiner te ma ken, niet zoo heel gek te vindenimmers de bouwkosten zijn evenredig met den kubieken inhoud. De heer VAN WERKHOOVEN is op dit gebied niet deskundig, maar het frappeert hem toch, dat Burgemeester en Wethouders van het aanbod van den heer Huurman geen gebruik hebben gemaakt. De heer PELSTER Wij hadden toch den heer Mink als adviseur. De heer VAN WERKHOOVEN is van meening, dat men den heer Huurman toch uit beleefdheid had kunnen aanhooren de man is blijkbaar niet eens te woord gestaan. De heer HA ALM AN zegt naar aanleiding van de uitlating van den Voorzitter, dat, als de door hem aangegeven weg werd gevolgd, zijn teleurstelling nog grooter zou wor den dat zijn teleurstelling al groot is nu er, nadat deze aangelegenheid jaren lang aanhangig is geweest, den Raad een plan wordt voorgelegd, dat voor hem niet aanneembaar is, maar het lijkt hem altijd nog beter ten halve te keeren dan ten heele te dwalen. De Voorzitter heeft met geen enkel motief aangetoond, dat slechts dit en geen ander plan kan worden aanvaard, en heeft den draak gestoken met Spr.'s denkbeeld om alles naar evenredigheid '/3 kleiner te maken. Het is natuurlijk niet zijn bedoeling om elk onderdeel precies met 1/3 te verminderen dit hangt geheel van den aard en de bestemming van het onderdeel af. Men kan hetzelfde resultaat ook nog bereiken door de bouwkosten te verminderen Spr. heeft met genoegen vernomen, dat Burgemeester en Wethouders bereid zijn in het plan den bouw van een dag stalling op te nemen. Hij is het met den Voorzitter eens, dat er in de commissie van toezicht ook raadsleden zitting behooren te hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 651