2 SEPTEMBER 1927
657
„zestigjarigen leeftijd bereiken gedurende de periode, waarin
„zij op bedoelde vergoeding nog aanspraak kunnen maken,
„alsnog voor pensionneering in aanmerking komen.
„De grondslagen van de bestaande verordening worden
„overigens in het voorstel gehandhaafd Evenwel brengt de
„uitwerking van de boven weergegeven denkbeelden wijziging
„mede van eenige andere artikelen. Enkele bepalingen zullen
„bovendien vervallen. Het is derhalve gewenscht de bestaande
„door een nieuwe verordening te vervangen en daarbij een
„nieuwe nummering der artikelen toe te passen.
„Met het oog op een vlotte behandeling veroorlooven wij
„ons te verzoeken, eventueele amendementen tijdig vóór de
„vergadering van 24 Augustus a.s. bij ons in te dienen".
In een nader voorstel van Burgemeester en Wethouders,
wijzigen zij bovenstaand voorstel in dien zin, dat daarin de
bedoeling uitkomt, het recht op pensioen na 12 jaren wet
houderschap te beperken tot hen, die na 2 Mei 1923 hun
wethouderschap aanvingen. In de tweede plaats wordt voor
gesteld, hen, die op vergoeding aanspraak kunnen maken en
in de vergoedingsperiode den pensioengerechtigden leeftijd
zullen bereiken, onmiddellijk bij het beëindigen van het wet
houderschap voor de keuze van direct ingaand pensioen of
vergoeding te stellen.
De VOORZITTER opent de algemeene beschouwingen.
De heer VAN WERKHOOVEN zegt het volgende
Ware de kwestie van de wethouderlijke positie na hun
aftreden niet aan de orde gesteld, dan zou er voor onze
fractie geen aanleiding zijn geweest om de op dit oogenblik
geldende verordening aan een onderzoek op de hoofdpunten
te onderwerpen. Wij geven intussschen gaarne toe, dat deze
verordening de mogelijkheid laat om iemand op een leeftijd,
dat hij nog in volle kracht is, in het genot te stellen van een
niet onbelangrijk bedrag aan pensioen levenslang. Wij er
kennen gaarne, dat zelfs zulke exceptioneele mogelijkheden
moeten worden voorkomen.