660
2 SEPTEMBER 1927
inschakelen van een nieuw element, n.l. het recht op ver
goeding. Spr. licht daarop met een voorbeeld toe waarom
hij daartegen is.
Ook kan het geval zich voordoen, dat een wethouder na
4 jaren niet herkozen wordt wegens ongeschiktheid hij zou
dan toch nog een douceurtje krijgen. Aan een regeling, die
tot zulke consequenties leidt, kan Spr. niet medewerken.
De heer VAN VEEN houdt de volgende rede
Mijnheer de Voorzitter,
De kwestie der wethouderspensionneering heeft van
meet af aan mijne volle aandacht gehad.
Ik behoorde tot de onderteekenaren van het adres, dat
den Raad destijds heeft bereikt en van wie hier is gezegd,
dat zij van gemeente-zaken geen verstand hebben.
Desondanks blijf ik mij hetzelfde oordeel van toenmaals
aanmatigen en zal dit hier uitspreken; te gereeder zal ik dit
doen, nu de burgerij nog steeds ontevreden is over deze
verordening, zoo niet ontevredener dan toen zij werd in het
leven geroepen.
Die ontevredenheid gaat niet zoozeer uit tegen het feit,
dat een wethouder op zekeren leeftijd, wanneer hij voor
normaal werk niet meer in staat is, een gemeentelijk pensioen
zal genieten, maar wel dat personen, nog in de kracht van
hun leven, een direct ingaand pensioen deelachtig worden,
in strijd met alle tot dusver gangbare begrippen omtrent
verplichtingen van de gemeenschap tegenover hen, die haar
hebben gediend.
Ik vindt het in het College van Burgemeester en Wethou
ders te prijzen, dat zij voor het oordeel der burgerij niet
doof gebleven zijn en aan dit oordeel voldoening willen
schenken.
Mijn eigen voldoening wordt evenwel niet weinig getem
perd door het feit, dat een nieuw element, de afloopende
vergoeding, zelfs bij korten diensttijd, wordt ingeschakeld.