662 2 SEPTEMBER 1927 De heer Van Veen is tegen de vergoeding, maar wil aan de verordening, voor zoover het de pensionneering be treft, terugwerkende kracht toekennen. Zulks heeft evenwel niets met het onderhavige voorstel te maken de heer Van Veen kan daaromtrent een apart voorstel indienen. De heer Haaiman heeft dit voorstel een gelegenheids- voorstel genoemd. Dit is volkomen juisthet is nu het goede moment om met een dergelijk voorstel te komen, veel meer dan in 1923, toen het tegen de verkiezingen liep. De tegen woordige wethouders vallen onder de bestaande regeling en wij weten niet wie hun opvolgers zullen zijn. Het is dus een gelegenheidsvoorstel in goeden zin. Spr. meent dan ook het den Raad ten zeerste te kunnen aanbevelen. De heer APPELBOOM zegt, dat de Voorzitter hem ver keerd begrepen heeft. Spr. is tegen elke pensionneering hij is dus voor het voorgestelde in zake pensioen, omdat het een beperking bevat, maar hij is tegen de vergoeding. De heer VAN WERKHOOVEN wijst op het principieele onderscheid in zake vergoeding tusschen het voorstel van Burgemeester en Wethouders en het zijne. Volgens het voor stel van Burgemeester en Wethouders heeft men eerst na minstens twee jaren wethouderschap aanspraak op een ver goeding, gedurende evenveel jaren als men wethouder is geweest, terwijl volgens Spr.'s voorstel hij, die anders dan om strikt particuliere redenen ophoudt wethouder te zijn, aanspraak op vergoeding heeft gedurende het tijdperk, waar voor hij als wethouder gekozen was. De VOORZITTER sluit daarop dealgemeene beschouwingen. Alsnu wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling der verordening. Artikel 1. De VOORZITTER deelt mede, dat, als men met het principe

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 662