2 SEPTEMBER 1927
663
der vergoeding niet instemt en de voorgestelde wijziging van
dit artikel derhalve wordt afgestemd, dan met de verdere
behandeling van deze aangelegenheid niet wordt doorgegaan,
want de geheele wijziging der verordening hangt daarmede
samen. Voor Burgemeester en Wethouders is de beperking
van de aanspraak op pensioen tot personen, die den 60-jarigen
leeftijd hebben bereikt, alleen dan aanvaardbaar als in andere
aangeduide gevallen vergoeding wordt gegeven.
De heer HAALMAN komt op tegen het vastkoppelen
der vergoeding aan de wijziging der pensioenregeling. Spr.
is voor uitgesteld pensioen, maar niet voor vergoeding.
De heer CERUTTI brengt in herinnering, dat hij indertijd
een amendement van dezelfde strekking als thans wordt
voorgesteld heeft ingediend, hetwelk toen is verworpen.
Waarom zou dan nu de verdere behandeling niet kunnen
doorgaan, als de door Burgemeester en Wethouders voor
gestelde wijziging mocht worden afgestemd
De VOORZITTER zegt, dat, als men uitgesteld pensioen
nastreeft, men met deze pensioenregeling niets bereikt. Spr.
licht dit uitvoerig toe en verklaart, dat, als men de vergoeding
uit het artikel schrapt, de regeling Burgemeester en Wet
houders te straf wordt.
De heer HAALMAN verklaart, na de toelichting van
den Voorzitter, tot een andere conclusie gekomen te zijn.
Spr. kan zich nu volkomen met het voorstel van Burgemeester
en Wethouders vereenigen. De zaak was hem niet duidelijk
doordat zij den raadsleden in brokstukken is voorgezet.
De heer APPELBOOM vindt, dat, zooals de zaak nu
behandeld wordt, men het moeilijk maakt voor degenen, die
tegen de vergoeding zijn, maar voor de wijziging der pen
sioenregeling. Spr. zou daarom de op art. 1 voorgestelde
wijziging gesplitst in stemming willen zien gebracht.