2 SEPTEMBER 1927 669 „Naar aanleiding van het hierbijgevoegd schriftelijk voor stel van het raadslid Kroone c,s„ strekkende om aan den „Gemeente-Ontvanger, Mr. F. Th. H. Cerutti wegens „opheffing van het gemeentelijk pensioenfonds een wachtgeld „toe te kennen, hebben wij de eer U het volgende mede te „deelen. „Sedert 1863 heeft in deze gemeente bestaan een pensioen- „fonds voor de gemeente-ambtenaren, hetwelk in 1896 werd „werd uitgebreid tot de weduwen en weezen van gemeente ambtenaren. „Krachtens de daarvoor geldende verordening was de „Gemeente-Ontvanger met het beheer en de administratie „van het pensioenfonds belast, die als vergoeding voor „bureaukosten daarvoor een toelage genoot van f 100. „per jaar. Deze toelage is met ingang van 1 Januari 1918 „gebracht op f 300.-. „De pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren en hunne „weduwen en weezen van 1913 bevatte een bepaling, dat de „uitbetaling van de pensioenen zou geschieden door de zorg „der gemeentebesturen. „Op grond van die bepaling werd daarvoor bij besluit „van 2 Maart 1914 aangewezen de Gemeente-Ontvanger. Aanvankelijk werd voor die uitbetaling geen vergoeding „toegekend, doch toen het aantal gepensionneerden langzamer hand toenam, ook van gewezen gemeente-ambtenaren en „hunne weduwen en weezen uit andere gemeenten, werd aan „den ontvanger daarvoor met ingang van 1 Januari 1918 een „belooning toegekend van f 200.per jaar. „Bij de wijziging van de pensioenwet in 1922 werd bepaald, „dat de uitbetaling zou geschieden op de wijze bij algemeenen „maatregel van bestuur te bepalen. Dit had tengevolge, dat „bij Koninklijk Besluit van 1925 werd vastgesteld, dat de „uitbetaling van 1 Januari 1926 af zou geschieden door de „zorg van den postcheque- en girodienst. „Met ingang van 1 Januari 1926 werd het gemeentelijk „pensioenfonds geliquideerd, hetgeen eveneens tengevolge had

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 669