670 2 SEPTEMBER 1297 „het vervallen van de functie van administrateur. Deze liqui datie was een voorzien gevolg van het in 1913 genomen „besluit om voor de op 1 October 1913 in dienst zijnde „gemeente-ambtenaren het eigen risico te dragen. „De tegenwoordige functionnaris, die op 1 Januari 1915 „als zoodanig in functie is getreden en voor beide betrek- dingen sedert 1 Januari 1918 een bezoldiging genoot van „respectievelijk f 300,en f 200,telde op 1 Januari 1926 „(tijdstip van opheffing van beide betrekkingen) een dienst tijd van elf jaren. „Wat nu het voorstel zelf betreft, daaromtrent zijn de „meeningen van ons College verdeeld. „Een lid vindt geen enkele reden om voor een bijbetrek king, wanneer deze, om welke oorzaak ook, wordt opgeheven „of komt te vervallen, een wachtgeldregeling in het leven „te roepen. „Een ander lid kan zich wel vereenigen met het denkbeeld „van de voorstellers, om aan den heer C e r u 11 i wegens „opheffing van de hierboven bedoelde betrekkingen, waarvoor „hem thans geen pensioen kan worden toegekend, een wacht- „geld te verleenen, waarbij echter naar zijn meening tot „grondslag behoort te worden genomen, de wachtgeldregeling „voor burgerlijke rijksambtenaren, waarvan de gewijzigde tekst „is bekend gemaakt bij Kon. Besluit van 30 Juli 1925, S 341. „Bij deze wachtgeldregeling wordt onderscheid gemaakt „tusschen hen, die een ambt bekleeden, hetwelk een hoofd betrekking vormt en de zoodanigen, die slechts een bijbetrek king bekleeden. Verder maakt die regeling nog onderscheid „tusschen kostwinners en dezulken, die niet als zoodanig zijn „aan te merken. „Volgens deze regeling zou de heer C e r u 11 i, ware hij „rijksambtenaar, aanspraak kunnen maken op een wachtgeld „gedurende 3 maanden, vermeerderd met twee maanden voor „elk jaar door hem volbrachten diensttijd. In de gegeven „omstandigheden zou dat zijn 3 plus 2 x 11 is 25 maanden. „Het wachtgeld zou dan bedragen voor de eerste drie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 670