2 SEPTEMBER 1927 671 „maanden de laatstelijk genoten wedde en vervolgens 70 ten „honderd daarvan. „Volgens deze regeling zal de uitkeering bedragen als volgt „voor de eerste drie maanden '/4 van f 500,-— is f 125, „voor de volgende 22 maanden 22/12 x f500,is f 916,67, „waarvan 70°/0 bedraagt f 641,67, samen alzoo f 766,67. „De beide andere leden van ons college achten een maat staf, aangelegd op den grondslag van de rijkswachtgeldregeling „onvoldoende. Zij zijn van oordeel, dat de meest billijke „oplossing ware te vinden, indien een wachtgeldregeling in „het leven worde geroepen, gelijk aan die, welke geldt voor „de onderwijzers. „Volgens die regeling geniet een onderwijzer met meer dan „10 dienstjaren voor het eerste jaar zijn volle wedde en ver- „volgens 65°/0 per jaar, met dien verstande, dat het wacht geld niet langer beschikbaar wordt gesteld dan gedurende „een tijdvak, gelijk aan den diensttijd, gerekend van den datum „van ingang van het ontslag. „Het wachtgeld vervalt geheel of gedeeltelijk, indien de op „wachtgeld gestelde een voor hem passende betrekking wordt „aangeboden, waarvan de bezoldiging overeenkomt met of „minder is dan het bedrag van het wachtgeld. „Een dergelijk voorstel zou er toe leiden, dat aan den „Ontvanger, die op 1 Januari 1926 elf dienstjaren in de hier- „boven genoemde bijbetrekkingen bekleedde, een wachtgeld „zou genieten gedurende het eerste jaar de volle wedde en „de volgende tien jaren 65°/0, met dien verstande, dat het „wachtgeld geheel of gedeeltelijk ophoudt, indien hem een „voor hem passende betrekking wordt aangeboden, waarvan „de bezoldiging overeenkomt met of minder is dan het bedrag „van het wachtgeld. „Wij hebben gemeend de beslissing in deze aangelegenheid „aan Uwen Raad over te laten." De VOORZITTER acht het wenschelijk, eerst in beginsel uit te maken, of men in deze iets wenscht te doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 671