2 SEPTEMBER 1927
677
Daartoe wordt besloten.
Daarop houdt de VOORZITTER de volgende rede
Mijne Heeren,
Deze vergadering mag niet met een eenvoudigen hamerslag
worden beëindigd. Haar sluitend, weten wij, dat een aantal
leden deze waardige zetels over enkele dagen niet zullen in
nemen en dat ook aan de tafel van het Dagelijksch Bestuur
althans twee der Wethouders zullen worden vervangen. De
vergaderzaal heden verlatend, weten wij, dat zij gereed is
om in plaats van het scheidend aantal van een en twintig
straks zeven en twintig stadsbestuurderen gelegenheid te bieden
om over de belangen van Breda te beraadslagen.
Verscheidenen Uwer zullen tot hen behooren. Een zeven
tal niet, wien wij een afscheidsgroet brengen en wien wij,
bij de vertolking van erkentelijkheid jegens U allen voor de
vierjarige werkzaamheid, een bijzonder woord van dank brengen.
Vooral denken wij hierbij aan hen, die geruimen tijd langer
dan deze vier jaren als vertegenwoordigers der burgerij haar
belangen bepleitten, de heeren Korteweg, Loomans,
H o r n i x. Zij zullen de troostrijke gedachte meenemen, dat
ook in de laatste periode, die spoedig tot het verledene zal
behooren en voor Breda van bijzonder gewicht is geweest,
in vruchtbare samenwerking maatregelen zijn getroffen en
resultaten bereikt, die van ver reikende beteekenis, ook na
hun afscheid een goede herinnering aan hun arbeid zullen
levendig houden.
Ik zal U niet met een overzicht van den arbeid dezer vier
jaren vermoeien, doch wensch een enkel punt ter adstructie
naar voren te brengen.
In de laatste vergadering der vorige vierjaarlijksche periode
werd het plan tot exploitatie van den Belcrumpolder vast
gesteld. Dat de thans scheidende Raad bij de ontwikkeling
van dat plan belangrijk werk heeft verricht, treedt zelfs bij
'een vluchtig bezoek aan die nieuwe stadswijk met haar haven