Centraal rapport in zake de
behandeling van het slachthuis'
voorstel in de afdeeling van
den Gemeenteraad»
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
Een groot aantal leden meende zich op het standpunt te
mogen stellen, dat de mededeelingen door de Directeuren
van Openbare Werken en van den Vleeschkeuringsdienst
op de vergadering van 22 Februari 1926 gedaan naast de
verstrekte schriftelijke bescheiden, onderwerp van beschou
wingen kunnen uitmaken.
Overeenkomstig het gevoelen dezer Directeuren achtte
men het juist een slachthuis te bouwen, dat op vleeschverbruik
van een bevolking van 50.000 zielen berekend is.
De leden eener afdeeling wenschten voorop te stellen, dat
zij bij de besprekingen zooveel mogelijk de groote lijnen
wenschten te houdenvoor zoover hun opmerkingen den
schijn mochten wekken daar niet binnen gebleven te zijn,
willen zij er op wijzen, dat, waar door hen details besproken
zullen worden, dit vooral ter illustratie van meer algemeene
beschouwingen is bedoeld.
Een der leden verklaarde aan de totstandkoming van een
slachthuis in den Belcrumpolder niet te kunnen medewerken,
zoolang deze geen Breda'sch grondgebied geworden is, althans
zoolang niet de zekerheid bestaat, dat deze Breda'sch grond
gebied zal worden. Dit lid stond bovendien pessimistisch
tegenover den geheelen slachthuisbouw, tegen de voordeelen
op hygiënisch terrein zag hij een groot nadeel in het feit,
dat de vleeschprijzen voor de burgerij zouden stijgen in
verband met de te verwachten veeschaarste als gevolg van
de bestaande exportplannen.