30 SEPTEMBER 1927
717
iets verlangd, dat in de macht is van adressant en niet af
hankelijk is van den buurman.
Een ander voorstel is, om van de benedenverdieping een
pakhuis te maken.
Ik heb zooeven al gezegd, dat bij de gesloten hoekbe-
bouwing, zooals wij die in de binnenstad hebben, de aan
het hoekhuis grenzende woningen meestal in een dergelijk
ongunstig geval verkeeren. En denkt U nu de consequentie
eens in, dat in de stad ter weerszijden van een hoekhuis
overal pakhuizen zouden verrijzen. U begrijpt, dat dat niet
is een oplossing van de stedebouwkundige problemen. Ik
meen dan ook, dat er goed beschouwd, geen enkel deugde
lijk argument tegen het verkenen van de vergunning kan
worden aangevoerd.
De heer PELSTER wil even mededeelen, waarom het zoo
lang geduurd heeft eer deze aangelegenheid hier behandeld
kon worden. Het eerste advies van de Gezondheidscommissie
luidde om de gevraagde ontheffing alleen dan toe te staan,
wanneer het achter de onbewoonbaar verklaarde woningen
staande pakhuis door den aanvrager werd aangekocht en
afgebroken, opdat de daardoor vrijkomende open ruimte
gevoegd zou kunnen worden bij het perceel, waarop de
woningen gebouwd zouden worden. Naar aanleiding van
dien eisch is door den Adjunct-Directeur van Openbare
Werken onderhandeld met den eigenaar van dat pakhuis.
Deze wilde het pakhuis echter niet verkoopen. Toen is naar
een andere oplossing gezocht. De eigenaar van het pakhuis
werd wel bereid gevonden om een gedeelte daarvan af te
staan, mits hem een uitgang naar de Fellenoordstraat werd
gegeven. Doch, ook deze oplossing werd door Verhagen
niet aanvaard. Daarop is door den Adjunct-Directeur een
derde oplossing aan de hand gedaan, n.l. om van de beneden
ruimte een pakhuis of een garage te maken. Verhagen
heeft daarop geantwoord, dat hij eerst de beslissing van den
Raad wilde afwachten. De Raad is nogal goedgeefsch op