718 30 SEPTEMBER 1927 dat punt en dit maakt het moeilijk van bouwers en archi tecten iets gedaan te krijgen. Uit het voorgaande zal men begrijpen, dat de klacht van den heer E s b a c h over den langen duur volkomen onder grond is. Wat nu de zaak zelve betreftSpr. begrijpt niet, dat het dringend noodzakelijk zou zijn de gevraagde ontheffing te verleenen, omdat het perceel dicht bij een hoek is gelegen. Dat aan de bepalingen betreffende den lichttoevoer is voldaan, is grootendeels waar, maar de tusschendeur is niet voldoende van glas voorzien. Voorts heeft de heer Esbach beweerd, dat het beter ware geweest om het achterbalcon of plat te verbiedenVerhagen moet dan maar een nieuwe aanvraag doen zonder plat. De hoofdreden, waarom dit ver zoek niet wordt toegestaan is gelegen in het feit, dat de achterkamers grenzen aan een veel te nauw plaatsje. Ook Spr. vindt het jammer, dat het niet anders kan, maar hij hoopt, dat de Raad deze aanvraag zal afwijzen. De heer ESBACH is van meening, dat het voeren van onderhandelingen geen reden had mogen zijn om deze aan gelegenheid zoo lang slepende te houden er staat niets van in de Bouwverordening. Spr. vindt het voeren van onder handelingen door ambtenaren zelfs minder gewenschthet kan aanleiding geven tot corruptie. Voorts zegt Spr., dat de heer P e 1 s t e r een verdraaide voorstelling van zaken heeft gegeven. Spr. heeft niet beweerd, dat het dringend nood zakelijk is in deze ontheffing te verleenen omdat het perceel dicht bij een hoek is gelegen. Hij heeft gezegd, dat, door het feit, dat het perceel nabij een hoek is gelegen, we hier te doen hebben met een bijzonder geval. De dringende noodzakelijkheid van het verleenen der ontheffing baseert Spr. op den nog altijd heerschenden woningnood. Wat nu de kwestie van het plat betreftde oplossing is hier gezocht in de verkeerde richting een voorstel, waarbij het plat zou komen te vervallen, is juist niet gedaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 718