720 30 SEPTEMBER 1927 Spr. kan zich dan ook vereenigen met het prae-advies van Burgemeester en Wethouders. De heer ESBACH wil nog even opmerken, dat de heer P e 1 s t e r eerst heeft toegegeven, dat de lichttoevoer vol doende is, daarna heeft hij dit weer bestreden. Weigering van de gevraagde ontheffing zou in strijd zijn met de verordening, want ais dit niet het bijzonder geval is, in art. 15 genoemd, dan kan geen enkel geval meer als bijzonder worden gekenmerkt. Toestaan is geheel in den geest van de verordening en van de Woningwet. Par. 1 art. 2 van de Woningwet luidt, dat de voorschrif ten van de bouwverordening verschillend kunnen zijn naar gelang van den aard en de bestemming der woningen, alsmede van hare ligging, En in de Memorie van toelichting lezen we, dat de be paling van dit lid ten doel heeft te bevorderen, dat de vast te stellen voorschriften zonder belemmering aan practische eischen kunnen worden toegepast. Waar nu de verordening alle mogelijke gevallen beknopt samenvat, zouden wij toch in strijd met de bedoeling van den wetgever handelen, als wij die kleine differentiatie, die mogelijk is, niet zouden be nutten. In dezelfde Memorie van toelichting lezen we „niet alles wat op zich zelf wenschelijk is, moet terstond verplichtend worden voorgeschreven." De heer VAN VEEN zegt, naar aanleiding van de op merking van den heer C e r u 11 i, dat door den Adjunct- Directeur van Openbare Werken overleg is gepleegd met de eigenaren der aangrenzende perceelen. Dit nu gaat z.i. te ver het kan den schijn geven van corruptie. Ambtenaren moeten zich niet mengen in particuliere aangelegenheden. De VOORZITTER deelt mede, dat bedoeld overleg niet is geschied zonder medeweten van Burgemeester en Wet houders. Men kan daaruit afleiden, dat de zaak door hen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 720