736 30 SEPTEMBER 1927 Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarop zonder hoofdelijke stemming' aan genomen. 27. Vragen van het raadsid J. M. M e ij v i s (a) inzake de belemmering van het verkeer over de Tolbrug tengevolge van het vastraken van een schip op 27 Augustus j.l. met antwoord van Burgemeester en Wethouders (b), een en ander luidende als volgt: (a) I. Willen Burgemeester en Wethouders mededeelen, wat naar hun opvatting de oorzaak is van het vastloopen van een schip, geladen met bruinkool-briketten, op Zaterdag 27 Augustus j. 1. nabij en in den doorgang van de Tolbrug? II. Kan het waar zijn, dat de oorzaak gelegen is in de onvoldoende uitbaggering van de haven nabij genoemde brug, speciaal doordat aan de zijde van de Rozemarijnstraat de toestand van de schoeiing het op diepte houden van de haven onmogelijk maakt III. Indien vraag II bevestigend moet worden beantwoord, zijn Burgemeester en Wethouders dan bereid ten spoedigste maatregelen tot opheffing van het bezwaar te nemen en welke IV. Moeten Burgemeester en Wethouders niet erkennen, dat bij het vastloopen van een schip als in het bedoelde geval hetgeen een stremming van het verkeer over de Tolbrug van 's middags half vijf tot 's avonds ongeveer half negen tot gevolg had, terwijl het schip pas den volgenden morgen half twaalf geheel is vlotgekomen de verkeers regeling, die ter plaatse geldt op doelmatige wijze behoort te worden gewijzigd, incidenteel, zoodat het verkeer zoo weinig mogelijk belemmerd wordt (b) „De hierbijgevoegde en door Uw medelid, den heer „Meijvis gestelde vragen, in zake de belemmering van het „verkeer over de Tolbrug tengevolge van het vastraken van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 736