30 SEPTEMBER 1927
769
Spr., dat bij de stemming van hedenmiddag voor de samen
stelling der verschillende raadscommissiën wederom is
gebleken, dat de R. K. Raadsfractie niet, zooals tot dusver
gebruikelijk was, te voren in overleg heeft willen treden met
de overige Raadsfracties over de bezetting der zetels. Spr.
en zijn fractiegenooten hebben de benoemingen aanvaard,
maar zij behouden zich het recht voor, uit deze zaak de
noodige consequenties te trekken.
Ten slotte zegt Spr., dat zijn opmerking van hedenmiddag
over het niet-gereed-zijn van de notulen van de vergadering
van 6 September j.l. misschien ten onrechte den schijn zou
kunnen wekken alsof hij daarbij het oog had op de vlugheid
van den ambtenaar belast met de samenstelling dier notulen.
Zulks was evenwel geenszins zijn bedoeling de opmerking
gold den drukker der notulen.
De VOORZITTER antwoordt, dat, als er voldoende tijd
overblijft, aan de herziening van het reglement van orde
aandacht zal worden besteed. Er is intusschen veel van
grootere urgentie te verrichten.
De heer PELSTER heeft zoolang hij lid van den Raad
is, van het overleg, waarop de heer G r u ij s doelt, niets
bemerkt. Als daarop echter prijs wordt gesteld, dan moet
men dat tijdig te kennen geven.
4. De heer VAN HOUTEN vestigt de aandacht op het
feit, dat nu in verband met de vernieuwing van de Haagbrug
schuttingen zijn geplaatst, het verkeer ter plaatse gevaar
loopt. Spr. geeft in overweging, waarschuwingsborden te
plaatsen, daar hij anders ernstige gevolgen van deze ver-
keersbelemmering vreest.
De VOORZITTER antwoordt, dat aan de opmerking
van den heer Van Houten de noodige aandacht zal
worden gewijd.