25 OCTOBER 1927 779 De heer ESBACH is van gevoelen, dat nieuwbouw in derdaad beter is dan verbouwing. Die overtuiging put Spr. echter niet uit de exploitatierekening van het Rijksbureau, want die voorstelling van zaken lijkt hem onjuist. Spr. meent, dat verbouw allerlei bezwaren en mogelijk ook latere kosten medebrengt. Bovendien is men bij nieuwbouw gevrijwaard voor bedrijfsstoornissen. Spr. gelooft dus, dat de meerdere kosten voor nieuwbouw inderdaad zullen rendeeren. De heer VAN WERKHOOVEN gaat wel mede met het idee nieuwbouw, doch kan zich niet vereenigen met het plan tot onderhandsche aanbesteding van het werk. Ondanks de plaats gehad hebbende mislukking blijft Spr. een openbare aanbesteding nog het meest verkieslijk achten. De heer VAN DE VEN behoort tot de jongere leden van dezen Raad, die de voorbereiding van de uitbreiding der waterleiding niet hebben medegemaakt. Spr. vraagf zich af, of de voordeelen, aan het voorstel verbonden, grooter zijn dan de nadeelen. Als nadeel geldt een verhooging van het crediet met f 17000. doch hiertegenover staat het voordeel, dat de waterleiding een grootere capaciteit zal erlangen en daardoor meerdere bedrijfszekerheid wordt verkregen. Spr. zal daarom gaarne zijn stem aan het voorstel geven. De heer VAN BUITENEN wijst erop, dat de bedrijfs zekerheid afhankelijk is van het waterverbruik. In Juli 1926 werd een hoogste etmaal-verbruik bereikt van 5473 M3., waarmede toen reeds werd bereikt het geraamde hoogste etmaal-verbruik voor 1940. Dezelfde raming geeft 7000 M3. aan voor 1955. In den zomer is het verbruik nog veel grooter. Een reden te meer dus om voor nieuwbouw te zijn. Wat nu betreft de onderhandsche aanbesteding, is, naar Spr's meening, den Raad voldoende aannemelijk gemaakt, dat onderhandsche gunning een financiëel voordeel is voor de gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 779