7 NOVEMBER 1927 789
bepaalde in art. 8 van het reglement van orde voor den
Gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en
hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of
iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of
eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen,
allereerst voor wat betreft de notulen van 2 September j.l.
Niemand der leden daartegen eenige bedenking
hebbende, worden deze notulen onveranderd
goedgekeurd en vastgesteld.
Daarop stelt de VOORZITTER aan de orde de vast
stelling der notulen van 6 September j.l.
Zonder eenige bedenking worden deze notulen
onveranderd goedgekeurd en vastgesteld.
Vervolgens is aan de orde de vaststelling van de notulen
van 30 September j.l.
De heer GRUIJS merkt op, dat na de stemming vermeld
op blz. 750 de Voorzitter heeft gezegd: „Het College is dus
nu gemachtigd om een rechtsvervolging in te stellen", waarop
Spr. opmerkte „Nu kan een rechtsvervolging worden in
gesteld". Een en ander is niet in de notulen vermeld. Spr.
zou er toch prijs op stellen, dat zijn opmerking in den een
of anderen vorm alsnog in de notulen werd opgenomen.
De VOORZITTER vraagt den heer G r u ij s, of deze
er mede accoord kan gaan, dat de notulen als volgt worden
aangevuld „De heer GRUIJS wijst er op, dat thans een
rechtvervolging kan worden ingesteld".
De heer GRUIJS verklaart zich daarmede te kunnen
vereenigen.