796 7 NOVEMBER 1927 veel voor de instelling van een commissie van onderzoek de Directeur zal dit trouwens op prijs moeten stellen. De heer MOLL zou het College toch willen vragen, welk bezwaar het heeft tegen het instellen van een commissie van onderzoek. In de plaatselijke pers heeft Spr. den laatsten tijd uitingen gelezen, welke den Directeur niet aangenaam kunnen zijn, zooals o.a. „Wie zal de kat de bel aanbinden enz. Naar aanleiding van dit geschrijf wordt in het openbaar gezegd „Breda zal er ook wel bij zijn". Spr. gelooft, dat men door het instellen van een commissie van onderzoek al die praatjes den kop zal indrukken. In elk geval baat het niet, het schaadt ook niet. Ten slotte verklaart Spr. uitdruk kelijk, dat bij hem niet de minste verdenking tegen den Directeur bestaat. De heer VAN VEEN kan uit eigen ervaring verklaren, dat als het contact tusschen de Gascommissie en de Directie van de Gasfabriek gehandhaafd was gebleven, d.w.z. als die commissie steeds de rekeningen en maandstaten ter inzage had gekregen, dit debat hier vermeden had kunnen worden. Spr. dringt er derhalve op aan bedoeld contact te verscher pen en in zijn ouden vorm te herstellen. De heer HAALMAN vindt dit debat in hooge mate be- leedigend voor den Directeur. Spr., die vele jaren achtereen lid van de Gascommissie is geweest, acht dezen functionaris boven alle verdenking verheven. Hij zal dan ook niet mede werken aan het instellen van een commissie van onderzoek. De VOORZITTER zegt, dat er toch een aanleiding moet zijn voor het instellen van een onderzoekuit het debat is echter gebleken, dat er niets anders is dan wat onaangenaam geschrijf in de pers en geruchten in de stad. Moet men daarvoor nu een commissie van onderzoek instellen, met het gevolg, dat nutteloos verkeerde conclusies worden getrokken Men moest als Raadslid te serieus zijn om aan een dergelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 796