86 24 FEBRUARI 1927. inzicht van het nut en de noodzaak dezer instelling (wat trouwens door ons heele land erkend wordt). En we hooren daarnaast, dat meer dan één Directeur zich bijna hoonend over deze instelling uitlaat en tenslotte bij aparte nota van Burgemeester en Wethouders schier ge dwongen moet worden om de benoodigde arbeiders voor de door hen beheerde bedrijven, gemeente-bedrijven dus, te betrekken door middel van de daarvoor ingestelde gemeen telijke instelling, dan zijn dat gevallen, die te denken geven en vragen we ons af, of soms ook hier al de dictatuur be staat, in plaats van een democratischen Staat We zullen het bij deze enkele grepen laten, ons het recht voorbehoudende, dat bij de behandeling der verschillende hoofdstukken, zóówel door mijne politieke vrienden als door mij nog wel een en ander in het midden zal worden ge bracht. Doch, ook daarbij zullen we ons tot het noodzakelijke beperken. We zijn toch vooraf al overtuigd, dat veel, zoo niet al het hier door ons betoogde, toch wordt weggestemd door de in het voor ons gunstigste geval toch nog steeds groote meerderheid van 11 tegen 10 of liever 12 tegen 9. Een meerderheid, die haar kracht zoekt in zwijgen en alleen haar geluid laat hooren als een harer voorgangers het oogen- blik gekomen acht om, vaak zonder eenige motiveering, een zaak bij stemming vast te leggen. De beleefdheid tegenover mijn geachte medeleden verbiedt me in deze het woord te gebruiken, hetwelk in de 2e Kamer eens zoo kernachtig door Jonkheer Rutgers van Ro zenburg werd gebruikt, hoewel ik de kwalificatie vol komen op haar plaats zou achten. Mijnheer de Voorzitter, ik dank U. De heer MEIJVIS zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Ook ik zal geen lange algemeene beschouwingen houden en wel om de reeds genoemde redenen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 86