25 NOVEMBER 1927
865
De heer RIPPEN wijst er op, dat deze aangelegenheid
sterk beïnvloed wordt door de kansberekening in zake ver
koop van het terrein. Er worden te dien aanzien twee
meeningen verkondigd, n.l. door de heeren P e 1 s t e r en
Van Veen. Indien het er zoo voorstaat als de heer
P e 1 s t e r beweert, dan kan Spr.'s fractie zich bij het voor
gestelde neerleggen. Is echter hetgeen de heer Van Veen
zegt juist, dan zou zij de verantwoordelijkheid voor dien
financieelen strop niet gaarne willen dragen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN kan niet be
grijpen, waarom nu juist dat driehoekig terrein aan de
havenmonding voor de waterzuiveringsinstallatie is bestemd
het is juist een van de stukken grond, welke het meest ge
schikt zijn voor industrie-terrein. Zijns inziens kan die
installatie ook op een terrein, aan den anderen kant van de
haven gelegen, worden opgericht. Als de heer P e 1 s t e r
evenwel kan aantoonen, dat het zoo moet, dan vervalt
Spr.'s bezwaar.
De heer HAALMAN zegt, dat als men hier een grond
bedrijf had, deze zaak geen moeilijkheden zou hebben opge
leverd. Nu weet men bij iederen verkoop niet, of men er
slechter of beter mede wordt. De grondprijs wordt gedrukt
door werken, die nog moeten worden uitgevoerd. Het is een
groot bezwaar, dat men nog niet den juisten kostprijs van
den grond weet. Een en ander geeft Spr. aanleiding alsnog
aan te dringen op de oprichting van een goed opgezet
grondbedrijf. Evenals de heer R i p p e n acht Spr. zich niet
verantwoord, indien hij tegen dit voorstel stemt. Immers, het
kan zijn, dat als de Machinefabriek over 10 jaar het bewuste
terrein niet neemt, dit dan veel meer waard is dan nu. Het
betreft hier dan ook een zuiver speculatieve onderneming.
Spr. zal er zich maar bij neerleggen. Het is echter hoog
noodig, dat er een grondbedrijf komt.
De heer PELSTER deelt mede, dat deskundigen het