894 25 NOVEMBER 1927 „reeds door Breda onderhouden, ofschoon zij liggen op „grondgebied van een der aangrenzende gemeenten". Uit de notulen van den Raad en den Dubbelen Raad, uit de handelingen der Tweede Kamer zijn tal van beweringen te citeeren, die, op dit thema doorgaande, niet anders inhou den dan dat Breda, na grenswijziging voor verbetering dier wegen zou zorgdragen. Geen der tegenstanders en geen der bewoners van het geannexeerde gebied heeft eraan behoeven te twijfelen, dat die beweringen niet de eerlijke belofte inhielden, dat de gemeente Breda zelf de kosten der verbeteringen zou dragen, inplaats van, zooals thans wordt voorgesteld, nagenoeg den vollen last op de schouders der aangrenzende eigenaren resp. bewoners te leggen. Ik meen dan ook een beroep op mijne medeleden, die destijds vóór de grenswijziging gestreden hebben, te mogen doen om deze verordening niet goed te keuren. Ook heb ik mij moeten afvragen kan er, afgezien van al het voorafgaande, gesproken worden van een billijke bijdrage in den zin der gemeentewet De wetgever, die in art. 242c dit onderwerp regelde en in art. 242d een overeenkomstig, heeft toch niet zonder bedoeling dit woord „billijk" hier bepaaldelijk gebruikt. De billijkheid nu wordt alleen betracht, indien er wordt gehandeld naar het primaire beginsel van zooveel mogelijk gelijkheid voor allen indien dus alle ingezetenen ten aanzien van de kosten van verbetering van wegen zooveel mogelijk over ééne kam geschoren worden. Aan de logica hiervan zal wel geen der voorstanders, of zij die sympatiseeren met de ingediende amendementen, zich kunnen ontwringen. Maar de „gelijkheid voor allen" zal hier geenszins worden gediend, ook niet door de voorgestelde amendementen. Aan de ééne zijde de eigenaren en bewoners aan zand- en modderwegen, die nagenoeg het volle pond zullen moeten betalen om eene eenvoudige bestrating en rioleering te ver krijgen, aan de andere zijde de eigenaren en bewoners van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 894