25 NOVEMBER 1927 897 geen betoog behoeft plaats te hebben. Immers art. 242c der Gemeentewet, op grond waarvan het gemeentebestuur een dergelijke belasting in het leven kan roepen, spreekt voor zichzelf, maar daarin is met geen enkel woord sprake van de baten, die de aanliggende perceelen door aanleg en onderhoud van wegen voor verlichting en afvoer van water en vuil zullen genieten. Er behoeft voor de totstandkoming dezer belastingverordening geen enkel motief gezocht te worden in de omstandigheid, dat de aanliggende eigendommen hiermede gebaat zijn, noch dat de waarde der perceelen belangrijk zal stijgen. Deze kwestie had dus m.i. onbesproken kunnen blijven en kan slechts aanleiding geven tot vertroe beling der discussies, want noch het College, noch een der raadsleden zal kunnen uitmaken wat de waarde van een bepaald perceel verhoogt of vermindert. De economische omstandigheden, de bepaalde ligging, het riante uitzicht en zoo veel andere redenen kunnen de waarde van bepaalde perceelen veel eerder beïnvloeden dan de aanwezigheid van een verharden weg of rioleering in den weg Intusschen doet de aangehaalde bewering dienst om te rechtvaardigen, waar om Burgemeester en Wethouders den Raad voorstellen om een deel der kosten door de eigenaren der aanliggende per ceelen te doen dragen' Nog eens, op grond van art. 242c der Gemeentewet is deze reden niet noodig en m.i dus onjuist. Echter art. 242c spreekt van eene belasting, die kan ge heven worden naar grondslagen volgens welke een billijke bijdrage gevorderd wordt enz. Nu lijkt mij de billijkheid in geene deele betracht in het onderwerpelijke voorstel, waar de gemeente 90°/0 op de „belanghebbenden" (waarom ook hier weer gesproken van „belanghebbenden" in plaats van „eigenaren" wil laten drukken en zelf 10°/0 voor hare rekening wenscht te nemen het onderhoud. Dan dacht het College van de gemeente Breda, dat in 1921 hier zat, anders over billijkheid. Dat college, waarvan U, Mijnheer de Voor zitter, ook Voorzitter waart, deed aan ondergeteekende door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 897