25 NOVEMBER 1927 907 verdisconteerd de gemeente heeft die kosten niet aan de Bouwvereenigingen in rekening gebracht. Spr. vindt het dan ook niet billijk, dat de een boven den ander wordt be voordeeld. De heer CERUTTI sluit zich geheel aan bij het betoog van den heer Z ij 1 m a n s. Spr. geeft de voorkeur aan het heffen eener riool- en straatbelasting, De heer PELSTER acht het wenschelijk te beginnen met te wijzen op het principieele verschil tusschen de voorge stelde aanlegbelasting en een belasting wegens onderhoud en verbetering van straten, die reeds verhard en gerioleerd zijn. Den heer Van de Ven antwoordt Spr., dat het beta len der kosten van verharding en rioleering door de eige naars der aan den weg grenzende perceelen in het vorige Breda veelvuldig is voorgekomen. Vooreerst zijn bij verkoop van gronden door de gemeente de kosten van rioleering en bestrating in den koopprijs op genomen. Verder hebben de woningbouwvereenigingen de bestrating en rioleering betaald, hetzij doordat zij die zelve hebben gemaakt en bekostigd en later om niet aan de ge meente hebben overgedragen, hetzij doordat de kosten van bestrating en rioleering in den prijs van den grond begrepen was. Ook bij de exploitatie van de woningcomplexen, door de gemeente gesticht, wordt met de kosten van bestrating en rioleering rekening gehouden. En in de derde plaats is in 1910 een raadsbesluit geno men, dat Burgemeester en Wethouders machtigde, vergunnin gen tot uitweg naar den openbaren weg te verleenen op door hen te stellen voorwaarden, waaronder zou voorkomen het betalen van een bedrag voor rioleering en bestrating. Spr. noemt eenige voorbeelden van het verleenen van uit weg op die voorwaarden. Er is dus reeds betreffende honderden huizen in vorig Breda voor verharding en rioleering betaald, zij het dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 907