25 NOVEMBER 1927 909 oud-Minister Mr. S. van Houten in die vergadering gehouden en aan de verdediging van zijn prae-advies door Mr. Zi mmerman. Uit de gegeven citaten blijkt, dat het bedoelde principe dit is, dat, indien openbare werken als bestratingen en rioleeringen aan bepaalde personen in veel grootere mate genot en voordeel verschaffen dan aan alle andere gemeentenaren, die in het bijzonder bevoordeelde per sonen ook op bijzondere wijze met een deel der kosten daarvan belast behooren te worden. Dit principe werd reeds in vroegere eeuwen als juist erkend en toejepast. Spr. toont dit aan met citaten uit het werk van Prof. Dr. Eberstadt over stedenbouw en woningwezen en uit het hiervóór vermelde prae-advies van Mr. Zimmerman. Ook in Breda werd het beginsel oudtijds reeds toegepast. Spr. geeft daarvan een voorbeeld uit het jaar 1751, Dat goede, oude beginsel werd echter verdrongen door de gelijkheidsidee, die bij en na de Fransche revolutie tot uiting kwam. De kosten van openbare werken als bestrating en rioleering werden nu door allen betaald en niet meer in het bijzonder door hen, die er voornamelijk genot en voor deel van hadden. Nadat het oude beginsel in het buitenland reeds weer in eere was hersteld, geschiedde dit ook in ons land in 1897. Bij de wijziging der Gemeentewet in dit jaar werd het vorderen eener bijdrage o. a. in de kosten ten laste der gemeente komende voor bestrating en rioleering mogelijk gemaakt (Art. 240 i). In 1920 werd de Gemeentewet wederom herzien en de bijzondere belastingen wegens gebouwde- en ongebouwde eigendommen en van bouwterreinen nader geregeld in art. 242, b, c, en d. Het is art. 242 c., dat Burgemeester en Wethouders thans voorstellen toe te passen, nu daarvoor door de annexatie redenen zijn ontstaan. In het geannexeerde gebied zullen vele wegen verhard en gerioleerd moeten worden, en dit zal groote sommen kosten. Burgemeester en Wethouders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 909