25 NOVEMBER 1927 911 der gemeente is bestraat. Hij had er bij moeten voegen, dat de kosten van bestrating en rioleering begrepen waren in de koopsom der gronden langs die laan, en dus door de koopers bij voorbaat aan de gemeente waren vergoed. Verder heeft de heer Moll het als zeker aangenomen, dat de belasting door de eigenaars verhaald zal worden op de huurders. Dit is volstrekt niet zeker. Spr. toont zulks aan uit mededeelingen, die in bovenbedoelden vergadering der Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek aangaande het afwentelen der belasting op de huurders werden gedaan. Het zal wel vooral hiervan afhangen, wel" ke de mentaliteit is van den verhuurder. Is hij een inhalig mensch, dan zal hij, ook al heeft de rioleering en bestrating hem geen cent gekost, de verbetering van den weg toch wel als voorwendsel gebruiken, om te trachten de huur te verhoogen. De heer E s b a c h wil wel een aanlegbelasting, maar alleen voor nieuw te projecteeren straten. Spr. acht dit niet verdedigbaar. Het doet er niet toe, of de weg reeds bestaat of nog geprojecteerd moet worden. Het gaat er om, of de weg reeds verhard en gerioleerd is, en wie de kosten van de eerste verharding en rioleering betalen zal. De VOORZITTER geeft in overweging om van repliek af te zien en over te gaan tot artikelsgewijze behandeling der ontwerp-verordening. De heer GRUIJS heeft nog een enkele opmerking en zegt, dat de heer Pels ter met geen enkel woord heeft geant woord op Spr.'s opmerking over het verband tusschen art. 242c der Gemeentewet en art. 3 der ontwerp-verordening. De heer PELSTER zegt, dat het geen verplichting is, van de in art. 242c gegeven bevoegdheid volledig gebruik te maken men mag zich er toe bepalen, slechts enkele der genoemde belastingobjecten in de belasting te betrekken. Spr. licht dit toe.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 911