30 NOVEMBER 1927
919
beschouwing laten, het onoirbare, dat dit medelid in het in
gezonden stuk zaken openbaar maakt, die slaan op bespre
kingen in een vertrouwelijke bijeenkomst.
De VOORZITTER stelt alsnu aan de orde art. 2 van
de ontwerp-verordening op de heffing eener aanlegbelasting,
waar op door den heer Haaiman een amendement is
ingediend.
De heer HAALMAN, zijn amendement toelichtende, wijst
erop, dat in de vorige vergadering de Raad bij meerderheid
van stemmen heeft beslist, dat hij het in principe met deze
belastingheffing eens is, doch daardoor is nog geen beslissing
genomen, hoe de verordening zal worden uitgevoerd en welke
wegen daaronder zullen vallen De beslissing hierover ligt
nog in handen van den Raad. Als men het artikel leest,
zooals het wordt voorgesteld, dan zal elke weg of gedeelte
van weg, die nog niet verhard is, een object voor belasting
heffing zijn en dan zijn noch de Raad, noch Burgemeester
en Wethouders bij machte om te zeggen, dat de belasting
niet zal worden geheven van perceelen, die langs een bepaald
aangeduiden weg gelegen zijn. Spr. zal niet terugtreden in
algemzene beschouwingen, doch wil erop wijzen, dat het
hoofdbezwaar van vele leden tegen deze verordening voor
namelijk was gebaseerd op het feit, dat zij verschillende wegen,
die nu onder de verordening vallen, daarvan wenschen uit
gezonderd te zien. Door het amendement van Spr. worden
die bezwaren ondervangen. De Raad heeft het dan zelf in
de hand om telkens te bepalen op welke straten en wegen
de verordening van toepassing zal zijn. Spr. beveelt daarom
het amendement ten zeerste aan.
De heer CERUTTI wijst erop, dat in de vorige verga
dering de Raad in principe heeft uitgemaakt, dat een
aanlegbelasting zal worden geheven. Dit is billijk voor zoo
veel betreft nieuw aan te leggen wegen. Spr. gelooft echter,
dat de meerderheid van den Raad gekant is tegen zoodanige