30 NOVEMBER 1927
921
Dit voorstel, in stemming gebracht, wordt alsnu aange
nomen met 17 tegen 9 stemmen.
Vóórde heeren Zijlmans, Van Veen, Cohen,
Van Houten, Gruijs, Van de Ven, Me ij vis,
Bogmans, Broos, Kroon e, R i p p e n, S c hrauwen,
Van W e r k h o o v e n, Speyart van Woerden,
Ku ij laars, Elich en Cerutti.
Tegen de heeren Pelster, Brantjes, Esbach,
Haaiman, Van M i e r 1 o, Van den Boom, Moll,
Loonen en Van Buitenen.
De VOORZITTER hoopt, dat dit niet een precedent zal
zijn om zonder aanwijsbare redenen gesloten debatten
te heropenen.
De heer VAN DE VEN zegt, dat hij van de toestem
ming van den Raad geen misbruik zal maken. In de vorige
vergadering heeft Spr. gevraagd, of vroeger in het oude
Breda ook iets dergelijks werd geheven. Spr. moest dit weten,
om daaruit te kunnen concludeeren, of de thans voorgestelde
belasting al of niet een uitzondering was voor nieuw Breda.
Na de uitstekende uiteenzetting van den heer P e 1 s t e r,
waarbij deze duidelijk heeft aangetoond, dat ook in het oude
Breda van de belanghebbenden wel degelijk bijdragen zijn
gevorderd, zij het dan ook in anderen vorm, moet Spr. er
kennen, dat bij de thans voorgestelde belasting volstrekt
geen sprake is van eenige onrechtvaardigheid ten opzichte
van de bewoners van nieuw-Breda.
Wel bevat de verordening naar Spr's meening, enkele on
billijkheden, o. a. in art. 12, waarover straks kan gesproken
worden, doch die onbillijkheden kunnen worden weggenomen.
Spr. heeft gemeend dit te moeten zeggen, om daardoor zijn
stem te motiveeren. Het spijt Spr. zeer, dat hij zoo lang
dradig heeft moeten zijn, doch dit is eenigszins de schuld