30 NOVEMBER 1927 935 perceel bebouwd is. Spr. vindt het voorstel om onbebouwde perceelen dadelijk te belasten, niet billijk, zoodat hij aan neming daarvan ten sterkste ontraadt. De heer SPEYART VAN WOERDEN meent, dat het toch wel de bedoeling van den heer G r u ij s zal zijn, om voor weilanden en andere onbebouwde perceelen de belasting op een lager bedrag te stellen dan voor bebouwde eigen dommen, omdat het genot voor die perceelen niet hetzelfde is. Wanneer het perceel dan later bebouwd wordt, zal men een aanvullend bedrag moeten heffen, hetgeen weer tot moeilijkheden zal aanleiding geven. De heer VAN VEEN zegt, dat het meer en meer nuttig blijkt, dat deze ontwerp-verordening zoo uitvoerig wordt besproken. Hij noemt deze verordening een onding. Hij voorziet daarvan tal van moeilijkheden en zegt dat, om een enkel voorbeeld te noemen, de gemeente over 100 en 150 jaar nog belasting zal heffen op grond van deze verordening. Neemt men den weg naar den Emer. De bestaande boerderijen zullen direct hebben te betalen, maar hoe lang zal het duren, dat langs zoo'n weg een geheel aanééngesloten bebouwing is verrezen en de verordening heeft afgedaan Als men nagaat, dat de Baronielaan nog steeds niet geheel bebouwd is, dan meent Spr. zich bij het noemen van een termijn niet aan overdrijving schuldig te hebben gemaakt. Nog steeds is hij van meening, dat een Straatbelasting, die voor de geheele gemeente geldt, de aangewezen oplossing is, als men zou kunnen aantoonen, dat men hier inderdaad staat voor een vraagstuk van financiëelen aard. De heer GRUIJS merkt op, dat het betoog van den heer Van Veen een pleidooi is voor zijn amendement. Het is zijn bedoeling, om de eigenaren van het eerste oogenblik af te laten betalendan komt er direct geld in 't laadje.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 935