30 NOVEMBER 1927 937 perceel wordt uitgebreid, maar niet, wanneer een perceel gesplitst werdt, b.v. als een tot het perceel behoorende tuin bebouwd wordt. Dan zou een deel van hetzelfde perceel voor de tweede maal belast worden, hetgeen wel niet de bedoeling zijn zal. Spr. zou er daarom de bepaling aan willen toevoegen, dat geen nieuwe aanslag wordt opgelegd voor een perceel, waarvoor reeds belasting is geheven. De heer PELSTER licht het artikel toe en zegt, dat, wanneer over de lengte langs den weg van een stuk tuin of erf, hetwelk tot een bebouwd perceel behoort, reeds belasting geheven is, het niet de bedoeling is over die lengte opnieuw belasting te heffen, als dat stuk tuin of erf later als afzonderlijk perceel bebouwd zou worden. De heer VAN DE VEN trekt na deze verklaring zijn voorstel in. Art. 5 wordt hierop goedgekeurd. De VOORZITTER stelt thans aan de orde art. 6, waarop door den heer G r u ij s een amendement is gediend om de cijfers zoodanig te wijzigen, dat deze overeenkomen met een verdeeling der kosten, zoodat door de belanghebbenden voor 40°/0 in de kosten wordt bijgedragen. De heer GRUIJS meent tot toelichting van zijn amendement te kunnen volstaan met een verwijzing naar de algemeene beschouwingen. Spr. vraagt verder, hoe de breedte van den weg wordt berekend. Waar begint en waar eindigt de de breedte van den weg? Uit de verordening blijkt hiervan niets. Spr. wijst erop, dat de belastingschuldigen het recht van beroep hebben, zoodat het, ter voorkoming van moeilijk heden, wel noodzakelijk is hierin te voorzien. De heer VAN DE VEN wijst erop, dat de heer Gruijs zooeven heeft gezegd, dat er geld in 't laadje moet komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 937