938
30 NOVEMBER 1927
Dit bereikt hij echter niet door het bedrag tot 40°/0 van de
kosten terug te brengen. Toch is Spr. ook van meening,
dat de voorgestelde bedragen te hoog zijn. Daarom zou hij'
in overweging willen geven, het bedrag der belasting tot
65% van de kosten terug te brengen.
De heer LOONEN zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter.
Ik zou willen voorstellen om de breedte der straat, die
belastbaar is, niet verder te doen gaan dan 1 2'ƒ2 Meter en
het resteerende voor rekening der gemeente te houden.
Dit om de onbillijkheid te voorkomen, dat een straat, die
breed is door oorspronkelijken toestand of wel door eischen
van het verkeer, hiervoor niet ten volle worde belast.
Dus om de twee hoogste categorieën te doen vervallen.
De heer VAN VEEN zegt, dat het in art. 6 ontworpen
dubbel-tarief hem onjuist en onbillijk voorkomt Ten eerste
omdat hier onderscheid wordt gemaakt in verband met den
aard van het materiaal.
Een straat als woonstraat zal met een verharding naar
het laagste tarief kunnen volstaan. Vordert nu het doorgaand
verkeer een meer duurzaam verhardingsmateriaal, dan is het
onbillijk dit meerdere door de aangrenzende eigenaren te
laten betalen.
Om dezelfde reden is het onbillijk om de breedte van
een weg als maatstaf te gebruikenbij een breeden weg
hebben de aangrenzende eigenaren veelal geen belang, wèl is er
het doorgaand verkeer, dus het algemeen belang mee gediend.
Spr. komt dan ook tot de conclusie, dat een bijdrage,
onafhankelijk van de wegbreedte en van het verhardings
materiaal, de voorkeur zou verdienen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN vraagt, hoe de
belasting zal berekend worden als de weg slechts gedeeltelijk
verhard is. Spr. heeft hier het geval op het oog, dat van