30 NOVEMBER 1927 949 en die zij uit commercieel oogpunt zoo laag mogelijk behooren te houden. Geldt dit motief van goedkoopen electrischen stroom voor zooeven genoemde categorieën, in eene gemeente die met den tijd meegaat, behooren ook de andere klassen der bevolking en daaronder begrepen de niet-kapitaal-krach- tigen en zij die van een middelmatig inkomen moeten leven, gebruik te kunnen maken van den electrischen stroom, zoowel voor verlichting als voor andere huishoudelijke doeleinden. Mijnheer de Voorzitter. Wordt de winst uit de electrici- teitsbedrijven beschouwd in verband met de belastingen, dan volgt hieruit, dat waar de baten de begrooting van ontvangst overtreffen, dit verschil (over 1926 circa 50 mille) geen invloed heeft op de belasting om reden dit overwinst is, die in ieder geval ten bate der stroomafnemers zou moeten komen en over 1927 zal dit bedrag zeer zeker nog grooter zijn. Veronderstellen wij echter, dat de belastingfactor door verlaging der electriciteits-tarieven wel verhoogd zou worden, dan ware dit toch niet anders dan billijk op grond dan door allen en niet alleen door de stroomverbruikers zou worden bijgedragen. Tenslotte voert verlaging der tarieven tot grooter afname, zoodat het practisch buitengesloten is, dat de totaal ont vangsten zullen verminderen, maar integendeel de verwachting mag uitgesproken worden, deze steeds een stijgende lijn zullen vertoonen. Mijnheer de Voorzitter. Het een en ander doet mij met genoegen alvast het voorstel van Burgemeester en Wethouders accepteeren, mits zoo spoedig mogelijk een algeheele her ziening der tarieven zal plaats hebben. De heer ZIJLMANS zegt Mijnheer de Voorzitter, Met veel genoegen heb ik het voorstel tot verlaging van het lichttarief van 35 ct. op 30 ct. bestudeerd. Ik kan mij voorstellen, dat er eene minderheid in Uw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 949