30 NOVEMBER 1927
951
K W.U. voor, de klein-industrie de gemeente rond f9000.—
zal kosten.
Vergelijkt men dit bedrag met de winstderving van
f 45.000.— op het gewone licht verbruik, dan zegt het wel
zóóveel, dat men het belang der klein-industrie niet uit het
oog mag verliezen, te meer omdat zooals reeds gezegd -
het belang der gemeente daarmee parallel loopt.
Ik zou dan ook willen voorstellen, dat de Raad heden in
beginsel besluit om óók het tarief voor de klein-industrie te
verlagen en Burgemeester en Wethouders te verzoeken
spoedig met een voorstel te komen, vertrouwende, dat zij
daarbij rekening zullen houden met het ons in afschrift ge
zonden adres.
De heer HAALMAN meent hierbij dezelfde opmerking
te moeten maken als bij het vorig voorstel. Als de Raad
over een dergelijke tariefsverlaging moet oordeelen, dient hij
ook de uitkomsten van het bedrijf te kennen. Spr. is het
volkomen eens met hetgeen door den heer Van den Boom
is gezegd met betrekking tot de winst van de bedrijven. Als
straks aan de orde komt het verslag der commissie, belast
met het nazien der rekeningen van de bedrijven over 1926,
zal de Raad hebben te beslissen, welke bestemming hij aan
het winstcijfer wenscht te geven. Thans kent de Raad de
juiste uitkomsten van het bedrijf niet en weet hij dus niet,
of nog verdere verlaging van het tarief noodig is. In ieder
geval vindt Spr. het verkeerd, dat de tarieven der bedrijven
worden vastgekoppeld aan het percentage der inkomsten
belasting. Op die manier wordt het winstcijfer van de be
drijven de sluitpost der begrooting, hetgeen niet juist is.
De heer VAN HOUTEN, zich aansluitend bij de vorige
Sprekers, meent, dat het eigenlijk onnoodig is deze zaak thans
in den Raad ter sprake te brengen, nu Burgemeester en
Wethouders krachtens het raadsbesluit van 2 Mei 1923 een
algemeene machtiging bezitten, om de electriciteitsprijzen te
regelen. Spr vindt het wel heel. vriendelijk van Burgemeester