30 NOVEMBER 1927
953
zal gaan. Ware zulks niet het geval, dan bevreemdt het mij
ten zeerste, dat bij de behandeling van de vorige begrooting
en bij het vaststellen van den laatsten factor, de stemmen,
die uit den Raad opgingen tot verlaging dier prijzen bij Uw
College geen gehoor vonden.
Mijnheer de Voorzitter. Ik zou Uw College met den meest
gepasten aandrang willen verzoeken het adres, dat dezer
dagen van Handel en Nijverheid en de verschillende Mid-
denstandsgroepen is binnengekomen, in ernstige overweging
te willen nemen en eens een vergelijking te maken met ver
schillende andere plaatsen en dan, zoover het bedrijf zulks
toelaat, en nadat er een billijke winst zal zijn afgetrokken
een ruimere vermindering van tarieven aan den Raad voor
te stellen.
De motiveering, dat zulks den factor zou verhoogen, zou
m. i. niet mogen gelden, daar, het is door mij al meermalen
gezegd, het toch niet aangaat, dat door één groep verbrui
kers van het electrisch licht, de lasten van de geheele
gemeenschap wordt gedragen.
Daar staat echter tegenover, Mijnheer de Voorzitter, dat
door goedkooper licht een meerder gebruik het gevolg ervan
zal zijn en alzoo de inkomsten weer zullen verhoogd worden.
Ik zal gaarne mijne stem aan het voorstel tot verlaging
geven, in afwachting, dat Uw College met nadere voorstel
len zal komen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN acht het volkomen
juist, dat door Burgemeester en Wethouders verwezen wordt
naar het raadsbesluit van 2 Mei 1923, waarbij zij een al-
gemeene machtiging ontvingen om de electriciteitsprijzen te
verlagen. Het College meent evenwel daartoe in dit geval
niet te moeten overgaan zonder den Raad in de gelegenheid
te hebben gesteld, zijn bezwaren daartegen kenbaar te maken,
als motief aanvoerende, dat de aandrang tot prijsverlaging
destijds uit den Raad is gekomen, waarbij de algemeene
financiëele toestand is besproken en de vermenigvuldigings
factor der inkomstenbelasting in het geding kan komen. Een