30 NOVEMBER 1927
961
De heer HAALMAN kan zich in groote lijnen met het
betoog van den vorigen Spr. vereenigen. Spr. merkt nog op,
dat de Burgemeester, wanneer vroeger de hoegrootheid van
het politiecorps werd aangevochten, altijd als motief daarvoor
aanvoerde, dat in Breda een bevolking van 60.000 zielen
circuleerde. Spr. zou niet tegen dit voorstel zijn, als de Bur
gemeester verklaarde de motie van 24 Augustus 1923, inzake
de 52-urige werkweek, te willen uitvoeren. Spr. zal die motie
opnieuw indienen, alsmede een voorstel tot uitbetaling van
overuren, voor het geval de motie niet mocht worden aan
genomen. Van de beslissing, welke te dien aanzien zal
worden genomen, zal het afhangen, of Spr. zijn stem aan
het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal geven.
De heer MOLL kan de meening van de heeren Cohen
en Haaiman niet deelen. De voorgestelde uitbreiding van
het politiecorps steunt op de grenswijziging. Men mag niet
uit het oog verliezen, dat de politie thans de taak van de
marechaussee heeft over te nemen, doordat Breda er nu ook
polderland bij gekregen heeft.
Wat de invoering van de 52-urige werkweek betreftSpr.
vreest, dat, als het voorstel tot uitbreiding van het corps
niet direct wordt aangenomen, de werktijd nog veel langer
zal worden dan die nu reeds is. Spr. zal op dien grond het
voorstel van Burgemeester en Wethouders steunen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN verklaart anders
tegenover dit voorstel te staan dan de heer Moll. Spr.
wijst er op, dat in de nieuwe wijken, waarin slechts enkele
complexen nieuw gebouwde woningen voorkomen, met een
oppervlakkige surveillance per fiets kan worden volstaan.
Immers, naast de recherche is de regeling van het verkeer
de hoofdtaak van de politie en daaraan behoeft in die
nieuwe wijken geen zorg te worden besteed. Ook niet in
het polderland. Het is volkomen juist, dat, voor wat het
geannexeerde gebied betreft, de politie de taak van de
marechaussee heeft overgenomen, want een vrij groot deel