972
1 DECEMBER 1927
Hij is van meening, dat men over dit belangrijke onder
werp thans geen bezonken oordeel van den Raad kan ver
wachten en stelt daarom voor, de verdere behandeling aan
te houden en den Raad inmiddels in de gelegenheid te stel
len van de gegevens, die voor het voorstel dienden, nader
kennis te nemen en ze te overwegen.
De VOORZITTER constateert, dat de heer Van Veen
Spr.'s uitvoerige toelichting beloont met het voorstel de zaak
naar Burgemeester en Wethouders te renvoyeeren. Spr.
vraagt, of dit voorstel voldoende wordt ondersteund.
Dit niet het geval zijnde, kan het geen onder
werp van behandeling uitmaken.
De heer COHEN is dankbaar voor de toezegging betref
fende het aantal inspecteurs le klasse. Wat nu de toelichting
van den Voorzitter betreft; in de eerste plaats heeft deze
bij het noemen van andere gemeenten vergeten te vermelden
den werktijd der politie aldaarin verschillende plaatsen
bestaat n.l. de 48-urige werkweek. In de tweede plaats heeft
de Voorzitter niet beantwoord de vraag, waarom hij na I
Mei uit eigen beweging is overgegaan tot uitbreiding van
het politie-corps met 6 agenten.
Voorts merkt Spr. op, dat voor het recherche-werk
vroeger toch ook al agenten aan den algemeenen dienst zijn
onttrokken, evenals voor speciale diensten. Spr. haalt in dit
verband de notulen van het verhandelde in de vergadering
van 9 April 1924 aan. De Voorzitter komt daarin tot de
slotsom, dat hij eigenlijk maar 39 a 40 agenten voor den
regelmatigen ploegendienst op straat, in posthuizen en hoofd
bureau noodig heeft.
De Voorzitter heeft er op gewezen, dat bij het houden
van optochten zoo veel agenten aan de bewaking van andere
stadswijken worden onttrokken. Spr. zou echter nog wel vele
andere dagen in het jaar kunnen noemen, waarop 2/3 van het
aantal agenten aan den algemeenen dienst wordt onttrokken