1 DECEMBER 1927
977
immers, gisteren nog heeft het College de aanneming der
verordening op de heffing eener aanlegbelasting vastgekoppeld
aan een zeker heffingspercentage.
Als er voor de invoering van de 52-urige werkweek meer
agenten noodig zijn, dan is Spr. bereid de gelden daarvoor
toe te staan. Spr. beveelt zijn motie bij den Raad aan hij
zou gaarne vernemen, of de Burgemeester, indien de motie
wordt aangenomen, haar ook zal uitvoeren, zoo niet, dan zal
Spr. zijn voorstel tot uitbetaling van overuren indienen. Van
het al of niet aannemen van een en ander zal Spr.'s stem
ten opzichte van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders afhangen.
De VOORZITTER vraagt den heer Haaiman, of hij
zijn motie wil wijzigen in dien zin, dat daaraan worde toe
gevoegd „en dat daartoe de noodige gelden behooren te
worden beschikbaar gesteld ter voorziening in meer personeel".
De heer HAALMAN wijzigt zijn motie aldus.
De VOORZITTER moet de aanneming van deze motie
ten sterkste ontraden. Spr. acht zijnerzijds inkrimping van
den arbeidstijd niet noodig, terwijl de werkverdeeling bij een
52-urige werkweek geen voordeel is voor het personeel, wat
de indeeling betreft.
De heer Speyart van W o e r d e n is inmiddels ter
vergadering gekomen.
De heer VAN BUITENEN is door de verdediging van
s heeren H a a 1 m an's motie niet bevredigd. De heer
Haaiman heeft absoluut niet aangetoond, dat bij invoering
van de 52-urige werkweek een deugdelijk dienstrooster kan
worden gemaakt.
De heer COHEN heeft uit de besprekingen afgeleid, dat
het College aan de 56-urige werkweek vasthoudt.