1054 12 DECEMBER 1928. Het bedrag aan belasting door die hoogere inkomens bijeengebracht, zal dientengevolge naar mijn meening zooveel meer bedragen dan nu het geval is, dat daardoor de vermenig- vuldigingsfartor voor de gemeentelijke inkomstenbelasting kan dalen dus per slot het bedrag dat betaald moet worden door de lagere en laagste inkomens nog daalt be neden het bedrag dat, bij een percentage van 4 van een belastbaar inkomen van f 1000,geheven wordt bij het bestaande tarief. Ik moge mij dus in de toelichting tot mijn voorstel, zooals zulks luidt blijkens de notulen der raadsvergadering van 3 Mei 1928 (blz. 339) niet geheel juist hebben uitgedrukt, waar ik sprak van een zelfde aan vankelijk percentage zooals in het tegenwoordige tarief is opgenomen, het behoeft niet betwijfeld te worden, dat wan neer bij een belastbaar inkomen van f 1400,het percen tage 5 7o is, het bij een belastbaar inkomen van f 1000, eerder minder als meer dan 4% zal zijn. Uit het prae-advies van Burgemeester en Wethouders blijkt dan ook m. i., dat het College van Burgemeester en Wethouders zich strikt heeft willen houden aan de door mij geuite woorden en daardoor komt het aan de opmerking, dat het niet duidelijk is, hoe een dergelijke vermindering een heel wat hooger bedrag aan belasting kan opleveren. Ik begrijp deze methode van- het College zeer goed, men heeft daarmee een argument trachten te vinden om afwijzend tegenover mijn voorstel te kunnen gaan staan en dat wel omdat volgens die redeneering een vermindering van opbrengst van ruim f 50,000,zou ontstaan en een dergelijke ver mindering niet gewenscht voorkwam. Ook ik wil die ver mindering niet, want daardoor zou de vermenigvuldigings factor hooger moeten worden en terecht zooals Burgemeester en Wethouders in hun prae-advies zeggen, de vermindering ten voordeele komen van de ongehuwden, die in het alge meen meer draagkracht hebben dan de gehuwden, en zou dus het beginsel van belasting naar draagkracht, dat aan de heffing van de inkomstenbelasting, volgens art. 243e

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 1054