12 DECEMBER 1928.
1057
Wat het tweede deel van het voorstel betreft; het College
heeft verklaard zich daar sympathiek tegenover te stellen.
Men moet ch'e verklaring ernstig opvatten; er is geen reden
om daaraan ie twijfelen. De heer Gruijs gaat naar Spr.'s
oordeel op dit punt zelfs niet ver genoeg, doch men kan
een dergelijke ingrijpende wijziging niet incidenteel aan
brengen. Men kan echter gerust aannemen, dat Burgemees
ter en Wethouders te zijner tijd daartoe zullen overgaan
als het geheele tarief herzien wordt. Op het oogenblik is
een wetsontwerp tot regeling van de financieele verhouding
tusschen Rijk en Gemeente aanhangig; mocht dit worden
aangenomen, dan behoeft men deze zaak niet meer onder
de oogen te zien. Wordt het wetsontwerp zóó aangenomen,
dat de plaatselijke inkomstenbelasting in stand blijft, dan
zullen Burgemeester en Wethouders met een voorstel tot
herziening komen, evenals in geval het wetsontwerp niet
aangenomen mocht worden. Spr. geeft den heer Gruijs
derhalve in overweging, zijn voorstel in te trekken.
De heer GRUIJS voelt er niets voor, zijn voorstel op dien
grond in te trekkener is absoluut geen zekerheid, dat
bedoeld wetsontwerp wet zal worden. De zaak, waarom
het hier gaat, is voor Spr. al oud; zij dateert reeds sinds
de vaststelling der belastingtarieven in 1921 en is een
partijzaak. Spr. dringt er bij Burgemeester en Wethouders
op aan, alsnog een berekening te laten maken. Het spreekt
volgens Spr. vanzelf, dat het zijn bedoeling was tot een
ander tarief te komen, waarbij dan de progressie verder
werd doorgevoerd; hij had dat niet uitdrukkelijk behoeven
te laten uitkomen in zijn voorstel.
De VOORZITTER wijst er op, dat r op het c ^enblik
een wetsontwerp aanhangig is, bedoelend o. m. de plaatse
lijke inkomstenbelasting af te schaffen. Nu staat het na
tuurlijk geenszins vast, dat dit wetsontwerp zal worden
aangenomen, maar de Regeering zet spoed achter de behan-