12 DECEMBER 1928.
1073
onjuist. Zoo simpel heeft Spr. de zaak toch heusch niet
behandeld. Spr. heeft precies aangegeven, welke personen
er bij de bedoelde groep bij zouden komen en er op ge
wezen, dat dit vooral groote gezinnen zouden zijn mét de
meest voorkomende inkomens. Hierop he t zijn
verwachting van verdubbeling dier groep gebaseerd. Lii dat
er voor deze verwachting op de door Spr. aangevoerde
gronden geen reden is, heeft de heer Van de Ven niet
aangetoond. Hij zegt wel, dat met de bestaande regeling
de hand wordt gelicht, maar, als dit waar is, dan geschiedt
het toch eerst in den laatsten tijd en toch zeker niet in
zoodanige mate, dat van de personen, die onder de nieuwe
regeling tot de bedoelde groep zouden gaan behooren, nu
reeds een aanmerkelijk aantal wordt behandeld, alsof zij
tot die groep behooren. Spr. blijft dus zijn meening hand
haven, dat de groep van personen, voor wie de gemeente
alles betaalt, ongeveer verdubbeld zal worden.
De heer Wethouder Van de Ven heeft gezegd, dat men
kan aannemen, dat er twee groepen zijn onvermogenden
en minvermogenden. En dat Spr. de groep minvermogen
den wil splitsen in persone™ die niets, en personen, die
wel wat in de verpleegkosten betalen. Triomfantelijk voegt
de heer Van de Ven er dan aan toe: maar minvermogen
den, die niets kunnen betalen, zijn toch onvermogend! Spr.
wist echter wel reeds, dat er onvermogenden en minvermo
genden zijn. Dit is geen nieuwtje voor hem. Spr. wist
zelfs reeds, dat er ook vermogenden zijn. Maar, evenals
er verschillende graden van vermogend zijn bestaan, de
eene vermogende bezit een paar ton, de andere een paar
millioen bestaan er ook graden van minvermogendheid.
De eene minvermogende kan alleen maar de contributie
van een ziekenfonds betalen, de andere kan bovendien bij
dragen in de kosten van verpleging in een ziekenhuis. De
heer Van de Ven heeft het dus absoluut mis, als hij de
wenschelijkheid van een tusschengroep van personen, die
wel de contributie van het ziekenfonds zelf moet betalen,