12 DECEMBER 1928.
1089
„het vaststellen der tarieven vooi ui "fh dei rechten,
„welke laatste machtiging werd v ,;iend bij isbesiuit van
„3 December 1906
„Op grond daarvan hebben wtj de eer U hierbij weder
„ons gem :!d schrijven aan te bieden en geven U in over
weging te besluiten als daarin wordt voorgesteld."
Dit schrijven luidt:
„Bij besluit van Uw Raad d.d. 7 Maart 1908 (zie ge
drukte notulen blz. 46 e. v.) werd de vergoeding voor den
„brugwachter voor het openen der bruggen na gewonen
„tijd bepaald op 80 der voor dat openen ontvangen
„rechten, welke werden geheven naar een tarief, vastgesteld
„door ons College bij besluit van 8 Augustus 1907, zulks
„ter uitvoering van Uw besluit d.d. 3 December 1906.
„Deze tarieven en de vergoeding ad 80% zijn steeds
„onveranderd gebleven tot bij ons besluit van 11 Juli 1921
„de tarieven werden verdubbeld. De brugwachter behield
„toen 80% van de ontvangen gelden.
„Het gevolg hiervan was, dat het bedrag der vergoeding
„voor het openen der bruggen na gewonen tijd een onge
motiveerde hoogte bereikte. Zoo werd aan den brug
wachter uitbetaald boven zijn vast salaris, dat thans
„f 1675,bedraagt, in 1925 f 879,20, in 1926 f 948,en
„in 1927 f 1092,—.
„Een verlaging van het percentage komt ons derhalve
„noodig voor om de vergoeding evenredig te doen zijn
„aan de vereischte werkzaamheden.
„Wij zouden dit willen stellen op 30 waardoor de
„vergoeding altijd nog ruim f 350,zal bedragen. Naar
„dezen grondslag is sedert 1 Mei j.l. de vergoeding uitbe
taald. Aangezien dit evenwel door Uwen Raad behoort
„te worden geregeld, hebben wij de eer U voor te stellen
„te bepalen, dat te rekenen met ingang van 1 Mei 1928
„het percentage der vergoeding voor den brugwachter voor
„het openen der bruggen buiten den gewonen tijd wordt
„teruggebracht van 80 tot 30