404 3 MEI 1928. Wat de wethoudersverkiezing betreft, het feit, dat de R.K. Staatspartij hier 17 zetels bezet, terwij! er aan de andere zijde 4 minderheden staan, mag voor haar nog geen reden zijn om die minderheden te verdrukken. In 1923 en 1924 dacht de R. K. fractie daar anders over; toen werd de heer Korteweg tot wethouder gekozen met den steun van de R. K. fractie. Bovendien blijft het Spr.'s fractie hinderen, dat niet zoozeer om principieele, doch meer om persoonlijke redenen geen lid dier fractie in het College opgenomen is, niet omdat zij daaraan zoo'n behoefte gevoeld, maar men had te dien aanzien toch overleg met haar kunnen plegen, zooals in andere plaatsen is geschied, o.a. te Maastricht, waar de R. K. fractie wel bereid was om een zetel af te staan, doch men het over de voorwaarden door de S.D.A.P.- fractie gesteld, niet eens werd. Nu zegt de heer Van de Ven wel, dat van een verdrukking van de minderheid geen sprake kan zijn, gezien de houding van zijn fractie bij de commissie-benoemingen, maar in een der voornaamste commissiën, n.l. de Bouwcommissie, heeft geen lid van Spr.'s fractie zitting. Ten slotte heeft de heer Van de Ven er den nadruk op gelegd, dat de Katholieke fractie volgens hun eed het algemeen belang zal dienen. Eed of belofte, dat is voor Spr. hetzelfde. Het verschil zit hierin, dat de heer Van de Ven c.s. het algemeen belang anders ziet dan Spr. en de zijnen; dezen zullen in de eerste plaats de arbeidersbelangen behartigen, overtuigd als zij zijn daarmede aan het algemeen belang te voldoen. Zulks mag echter voor den heer Van de Ven geen reden zijn om te zeggen, dat zij hun be lofte niet nakomen. De heer RIPPEN zou den heer Van de Ven willen vragen, of in het omgekeerde geval, n.l. als er eens 10 R. Katholieken in den Raad zaten, de R. K. fractie dan ook geen aanspraak zou maken op een zetel in het College van Burgemeester en Wethouders, Spr. gelooft, dat zij dan wel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 404