3 MEI 1928. 409 De heer VAN VEEN zal zich beperken. Spr. komt er tegen op, dat de schuld voor het woningtekort op de parti culiere bouwondernemers wordt geschoven. Voorts spreekt hij er zijn afkeuring over uit, dat de heer Me ij vis hier de bijverdiensten van verschillende gemeentewerklieden heeft opgesomd. Met hetgeen de Voorzitter over de rondvraag heeft gezegd, kan Spr. zich niet vereenigen. Spr. wil wederinvoering van dit instituut, omdat nu elk initiatief van de zijde van de raadsleden wordt gedood en zoodoende het contact met Burgemeester en Wethouders ontbreekt, want het indienen van schriftelijke vragen is in de practijk op een mislukking uitgeloopen. De heer VAN DE VEN wil in de eerste plaats de op merkingen van den heer Gruijs beantwoorden. Deze heeft te kennen gegeven, dat de bewuste 20 der R. K. kiezers vrijwel geheel naar het socialistische kamp overgeloopen is. Spr. vindt dit nog veel erger en geeft den heer Gruijs de verzekering, dat van R.K. zijde zal worden geprobeerd hen terug te halen, want een goed Katholiek kan nu eenmaal geen Socialist zijn. Vervolgens verklaart Spr. niet gezegd te hebben, dat de Socialisten spreken voor de publieke tribune; hij heeft alleen in het algemeen bezwaar gemaakt tegen het spreken en het stemmen voor de publieke tribune. De S. D. A. P. heeft zich dit aangetrokken; zij moet dat zelf weten. De heeren Gruijs en Rip pen hebben het over de wethoudersverkiezing gehad en laatstgenoemde heeft gezegd, dat men daarbij dezelfde gedragslijn had behooren te volgen als te Maastricht. Maar Spr. zou den heer Rip pen toch willen vragen: Wie heeft daar om overleg gevraagd? Zoo- even is al van Socialistische zijde verklaard,, dat de S. D. A. P.-fractie hier absoluut geen behoefte had aan een wethouderszetel voor een harer leden. Er is hier dan ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 409