412 3 MEI 1928. neering niet is vol te houden. De heer R i p p e n wist, dat het slechts een uitstel van eenige maanden zou zijn; het vrije woord heeft hij vanmiddag gehad. Uit eigen vrijen wil heeft zijn interpellatie geen schriftelijke voorbereiding gehad; hij heeft den raad van den heer Cerutti en van het College in den wind geslagen. En als hij nu daarmede niet zooveel bereikt als hij gewenscht had, dan heeft hij dit aan zichzelf te wijten. In het vuur van zijn betoog heeft de heer Rip pen gezegd: U bent een van de eerste daar om de uitoefening van het interpellatie-recht te beknotten Dit is onjuist. Spr. is n.l. bij de stemming op 27 Januari j.l. niet tegenwoordig geweest. Het verwijt van den heer Rip- p e n was dus wat overhaast. De heer RIPPENExcuseer! De heer SPEYART VAN WOERDEN, voortgaande, zegt, dat men verder te kennen heeft gegeven, dat de Wethouders niet voor hun taak berekend zouden zijn. Spr.'s fractie heeft zich wel vdegelijk rekenschap gegeven van de capaciteiten van de door haar uitverkoren personen. Het spreekt echter vanzelf, dat zij zich eerst op de hoogte moesten stellen van hun taak. Spr. heeft den staat van dienst van het College opgesomd om aan te toonen, dat zijn fractie niet in haar verwachtingen is teleurgesteld. De heer Van Veen heeft opgemerkt, dat Spr. daarbij vele werken van het vorige College heeft genoemd. Dat is juist, maar Spr. heeft dit gezegd in verband met het karakter van het College, waarin twee leden van het oude College zitting hebben. De vraag van den heer Van Veen, of een ander College dat niet tot stand had kunnen brengen, is moeilijk te beantwoorden; Spr. weet dat niet. Hij heeft een en ander gereleveerd om dat dit College is aangevallen. Het tijdstip, waarop Spr. heeft gesproken, zou volgens den heer Van Veen niet juist gekozen zijn geweest. In de eerste plaats ligt het niet op den weg van den heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 412