3 MEI 1928.
415
De heer Me ij vis kan de gevallen, waarop hij doelt, beter
met name noemen.
De heer VAN WERKHOOVEN: Als Wethouder behoort
U dat zelf te weten.
De heer VAN MIERLO kan zich niet herinneren, dat hij
iets gezegd heeft over het spreken voor de publieke tribune
door leden van de S.D.A.P.Spr. heeft dat ook geen enkel
oogenblik gemeend. Alleen is hij opgekomen tegen de door
den heer Rip pen gegeven voorstelling als zou de behar
tiging van de volkshuisvestingsbelangen door de R. K. partij
veel te wenschen overlaten. De heer Rip pen heeft daarvan
een onjuist misleidend is misschien te sterk beeld
gegeven. In het bewuste verkiezingsblaadje „Stemt Rood"
kwam ook nog voor een afbeelding van den woningbouw
aan de Van Vlietstraat met vermelding, dat deze door de
Socialisten was tot stand gebracht, terwijl daarnaast een kiek
stond afgedrukt van een als woning in gebruik zijnde tram
wagen met het onderschrift: „Zie hoe men aan de overzijde
voor de Volkshuisvesting zorgt!" Er was evenwel niet bij
vermeld, dat de woningen aan de Van Vlietstraat met Rijks-
en Gemeentesteun zijn gebouwd. Voor het overige zij er
hier op gewezen, dat het nu eenmaal onmogelijk is geweest
en nog is, den woningbouw gelijken tred te doen houden
met den aanwas der bevolking.
Voorts wil Spr. den heer R i p p e n verzoeken hem mede
te deelen, wanneer en op welke wijze hij zou hebben te
kennen gegeven, dat de heer R i p p e n of één zijner poli
tieke vrienden niet uit eerlijke overtuiging kunnen spreken.
Integendeel, Spr. mag en kan niet anders veronderstellen,
zoolang niet het tegendeel blijkt, dan dat de heer Rip pen
c.s. uit eerlijke overtuiging van hun beginselen spreken,
hoezeer die beginselen ook in lijnrechte tegenstelling zijn
met de overtuiging en de beginselen van Spr.