3 MEI 1928.
419
Personeel in Overheidsdienst reeds gewezen op den onge-
wenschten toestand aan de Gasfabriek. Er werd betoogd,
dat, wanneer overwerk onvermijdelijk is, als gevolg van
storingen of plotselinge drukte, dit door de werklieden moet
worden verricht. Echter was het dan gewenscht om de
gemaakte overuren in vrijen tijd terug te geven, met uit
betaling der percentages in geld. Indien echter regelmatig
moet worden overgewerkt, dan is daarmede het bewijs ge
leverd, dat er te weinig personeel is, en dus de personeels
formatie moet worden herzien. Bij deze opvatting, Mijnheer
de Voorzitter, sluit ik mij volkomen aan. Zooals de toestand
nu is, is deze meer dan schandelijk.
Hierbij eenige feiten.
Er is een groep personen, welke den naam heeft ont
vangen van de „Gouden Ploeg". De menschen, die onder
deze ploeg vallen, worden in de gelegenheid gesteld hun
loonen, welke f 38.40 bedragen, door overuren op te voeren
tot f 60.a f 70.per week. Dit zijn geschoolde werk
lieden.
Bij de ongeschoolden, wier loon is f 26.88, worden door
overwerk de loonen opgevoerd tot f 50.— a f 55
Nu is het wel eigenaardig, dat het juist altijd dezelfde
menschen zijn, die hiervoor in aanmerking komen.
Enkele menschen, die het behoud van de 48-urige werk
week zeer op prijs stellen, hebben den Gasmeester er weieens
opmerkzaam opgemaakt, dat het wel goed zou zijn, indien
noodig, eenige arbeiders door bemiddeling van de Arbeids
beurs te betrekken, waarop de Gasmeester antwoordde: ,,Ik
heb met de Arbeidsbeurs niets te makenik wil geen werk-
loozen. Gij moet maar overwerken."
Mijnheer de Voorzitter, aan dergelijke toestanden dient
zoo spoedig mogelijk een einde gemaakt te worden. Het
moet niet kunnen voorkomen, dat in bepaalde takken van
dienst groepen menschen op allerlei wijzen bevoorrecht
worden, omdat zij op goeden voet staan met een boven-hen-
gestelde; dit is niet in het belang van het bedrijf, noch is