3 MEI 1928. 421 niet te voorkomen door meer personeel aan te stellen, daar het zich in kermistijd, bij stoornis enz. altijd zal blijven voordoen. Spr. neemt gaarne aan, dat b.v. in de kermis- week abnormaal hooge loonen gemaakt worden. Deze aan gelegenheid heeft steeds Spr.'s volle aandacht gehad en zal die blijven houden. De heer VAN HOUTEN is nog niet bevredigd door het antwoord van den Wethouder met betrekking tot den ver koop van gaspenningen. Spr. is er van overtuigd, dat men de penningen bij menschen gaat halen, aan wie men ver plichtingen heeft, maar dit neemt niet weg, dat Spr. toch blijft aandringen op het nemen van maatregelen ter bestrij ding van dit euvel. Wat het overwerk betreft, hoopt Spr. van harte, dat hij ongelijk heeft, maar hij heeft zijn gegevens eerst verleden week bekomen. Bovendien zijn hem genoeg staaltjes van het „maken" van overuren bekend. In de metaal- afdeeling is het werk zoodanig verdeeld, dat het niet in het voordeel van de gemeente is. Deze werkwijze pleit niet voor een overheidsbedrijf. Spr. verzoekt Burgemeester en Wethouders nogmaals een ernstig onderzoek in te stellen. De heer VAN VEEN zegt, dat publicatie van de calorische waarde van het gas dit nut heeft, dat zulks voorziet in het verlangen van talrijke verbruikers, ook uit den arbeidersstand. Het is trouwens niet meer dan billijk, dat het Gemeente bestuur dat inzicht geeft; immers, de winst is tot op zekere hoogte omgekeerd evenredig aan de calorische waarde. Spr. heeft nu gehoord, dat Burgemeester en Wethouders omtrent de gaslevering door het Staatsmijnbedrijf niet meer weten dan het publiek ervan weet. Het doel van zijn vraag was, dat de Gemeenteraad niet plotseling voor de oplossing van dat vraagstuk zou komen te slaan, want de gaslevering door het Staatsmijnbedrijf is dichterbij dan niet-technici denken. De VOORZITTER deelt mede, dat de kwestie van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 421