3 MEI 1928. 425 de andere uitgaafposten der bedrijfsbegrooting en dat Bur gemeester en Wethouders nog steeds niet met een voorstel tot verhooging van den onderhoudspost bij den Raad zijn gekomen, wat toch hun plicht was. 4. vast staat, dat Burgemeester en Wethouders blijkens hun Memorie van Antwoord „in het ongunstigste geval" voorbereid zijn op een extra-uitgaaf voor herstellingswerken van niet minder dan f 18000.per jaar voor een reeks van opvolgende jaren. Wat er met de ovens der gasfabriek plaats heeft, is inder daad blijkens de cijfers eene debacle, die niet kan worden weggedoezeld met becijferingen, waarbij ten slotte de burgerij het gelag betaalt. Ik moet het in Burgemeester en Wethouders laken, dat zij met hun antwoord van 10 Januari j.l. niet zijn ingegaan op mijn verzoek den Raad als zoodanig in te lichten. Het is niet voldoende, dat, zooals Burgemeester en Wet houders zeggen, de Gascommissie voortdurend van de reparatie-kosten der ovens op de hoogte werd gehouden. Neen, als die kosten zoo hoog zijn, dat zij niet meer door af- en overschrijving kunnen worden gevonden, dan behoort de Raad hierin te worden gekend. De inlichtingen, die ik persoonlijk ontving, zijn van het zelfde gehalte als die in de Memorie van Antwoord. Zij luiden „In 1927 werd voor herstelling en verbetering van de constructie der ovens 1 en II f 18500.meer uitgegeven dan in de begrooting voor dat dienstjaar was voorzien. Vervolgens was tevoren overeengekomen met de aan- neemster der werken, dat een bedrag van f 11000.voor te leveren Silica-steen zal worden betaald uit het hoogere rendement. Inmiddels is gebleken, dat dit rendement wordt verkregen n.l. door stijging van 445 tot 500 M:' gas per 1000 KG. kolen en daaruit het genoemd bedrag in minder dan drie jaar tijd kan worden betaald," En verder:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 425