3 MEI 1928.
427
Naar aanleiding van volgnummer 37 der Lasten verklaart
de heer VAN VEEN van meening te zijn, dat de Raad het
recht en de plicht heeft het winstsaldo zoo nauwkeurig
mogelijk te ramen, maar zich dan ook moet onthouden
van critiek achteraf, b.v. in dien zin, dat het winstsaldo
opzettelijk te laag geraamd zou zijn, mits de inlichtingen
door Burgemeester en Wethouders bij de vaststelling der
bedrijfsbegrooting te goeder trouw zijn gegeven.
Wanneer men de tarieven wil laten varieeren met de
winst, dan behoeft dit nog geenszins tot ondoelmatige schom
melingen in die tarieven aanleiding te geven, zooals Bur
gemeester en Wethouders het zich voorstellen.
Spr. voelt echter het meest voor een stelsel, waarbij de
winstuitkeering aan de gemeente op een vast bedrag wordt
gefixeerd, waarbij een overschot in het reservefonds wordt
gestort en een onverhoopt tekort uit dat fonds wordt geput.
De heer VAN BUITENEN zegt, dat de kolenprijs een
groote factor is geweest bij de lage raming van het winst-
saldo.
Bij volgnummer 4 der Uitgaven (Kapitaaldienst) deelt de
heer VAN VEEN mede, dat hij zich door het antwoord van
Burgemeester en Wethouders niet bevredigd acht, in het
bijzonder betreft dit het bedrag van f 25,000.voor uit
breiding buizennet en de overeenkomstige posten der andere
bedrijfsbegrootingen, waarbij geen andere toelichting is ge
geven, dan dat dit bedrag wordt noodig geoordeeld.
Spr. wenscht op te merken, dat als men een bedrag kan
ramen, men ook moet kunnen aangeven welke uitbreiding
of uitbreidingen dit betreft.
Hij is van meening, dat de bedrijfsleiding voldoende
vooruit moet kunnen zien om zich hiervan bij het opmaken
der begrooting rekenschap te geven. Kan zij dit niet, dan
rame men, het bedrag voor memorie en kome in den loop
van het dienstjaar met concrete voorstellen.