i 430 4 MEI 1928. van de ovens der Gasfabriek mogelijk is, naar Burgemeester en Wethouders om prae-advies te zenden. Hiertoe wordt besloten. Hierna stelt de VOORZITTER voor, met de behandeling der gemeente-begrooting en de begrooting der bedrijven voort te gaan, allereerst wat betreft de begrooting van de Waterleiding. WATERLEIDING. De heer VAN HOUTEN zegt het volgende: Bij de algemeene beschouwingen heeft mijn partijgenoot Rip pen, er o. a. op gewezen, dat er een adres aan den Raad moet zijn ingekomen van een aantal arbeiders, be woners van huizen aan den Bredascheweg 104 tot 117. Hoewel aan ons als Raad de letterlijke inhoud van dit adres niet bekend is, omdat de Voorzitter ook dit adres aan den Raad heeft onthouden, weten wij nu toch wel, dat deze menschen al lVa jaar zonder drinkwater zitten. Door Burgemeester en Wethouders is inmiddels reeds antwoord gegeven op dit adres, dat niet aan Burgemeester en Wethouders maar aan ons gericht was. Wij kunnen echter met dit antwoord geen genoegen nemen. Ook al mogen wij deze huizen niet bij onze waterleiding aansluiten, achten wij ons niet verantwoord dezen toestand nog langer zoo te laten voortduren, daar wij de warme dagen tegemoet gaan en goed drinkwater absoluut nood zakelijk is. Wij stellen dus voor om, zoolang aansluiting bij onze of bij de Noord-West-Brabantsche Waterleiding niet mogelijk is, een tank met water bij deze woningen neer te zetten en deze dagelijks te vullen met leidingwater. Op deze wijze kan aan dezen onverantwoordelijken toestand een einde worden gemaakt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 430